Heemkundekring Rosmalen/Ons Rosmalen)

Door: Ronald van Grinsven & Antoinette van Grinsven – Raijmakers

Wilde efkens naar Coppens gaan riep ons mam altijd….

Nou kunde gaan bedenken welke Coppens, ons durpke telde er vele, maar ik wist wat ons mam bedoelde. Ze bedoelde de groenteboer bij ons in de straat, samen met zoon Rien en zijn vrouw Marie runde Jo daar zijn groentezaak.

Ik of mijn broer huppelde daar toch menig keer in de week heen. We kregen een tas mee, een briefje in de hand gedrukt, en dan op een draf naar “Jo”. Vaak afgeleid door die dingen die je op straat zag, kwam je toch enkele minuten later aan bij “Jo”. Drukkend op de bel die daar bij de achterpoort zat, wachtend tot de grote schuifdeuren van hun “loods” open schoof. De meeste kans op de dag was dat Marie je hielp, Jo en Rien reden met twee Bedfords door ons durpke. Om hun verse groente aan de man te brengen. Jo met het gele dekzeil op zijn Bedford, terwijl Rien van een rode was voorzien.

Marie was niet zo groot en staand tussen de hoge deuren leek ze nog kleiner. Vriendelijk riep ze je altijd naar binnen en je kwam in een oase terecht van groente en fruit, die in houten kratten lagen te wachten op een klant. De schappen gevuld met pot en blik gerei aan de linkerkant, de diepvriezer vlakbij de deur. En naast die vriezer stond als het zuurkooltijd was een grote ton met daarin het overheerlijke zuurkool. Draaide ze de deksel open kwam de zure aroma je toe gevlogen. Op zo’n oude weegschaal met van die gewichten werd het afgewogen. Op een briefje schreef men alles bij elkaar op wat je moest betalen, Toen we nog jong waren schreven ze dat in een groot boek en dat ging ons pa of ma aan de einde van de week afrekenen. We waren daar “kind” aan huis, ons pa en ma kwamen daar ook over de vloer als visite, of als ons pa de gaskachels en zo ging schoonmaken. Jo hield van vertellen, vooral als het om vissen ging. Tja, Jo had wat grote vissen gevangen melde hij ons altijd.

Moest ik er van ons ma niet voor ons zelf heen, dan wist ik we gaan naar Hedel. Daar woonde een oom en tante, maar voordat we gingen werden we nog vaak naar “Jo” gestuurd, om daar speciaal wat blikken tomatensoep in te slaan. Ik kan ze nu nog in mijn geest zo uit de schap bij “Jo” halen. Grote blikken van “Ad van Geloven” rijkelijk gevuld met soep en ballen, dit schenen ze over de “Maas” niet te kennen schijnbaar.

Wat bewaren wij goede herinneringen aan deze zaak en mensen uit de straat. Nog zo dorps en niet gehaast. Altijd een praatje en als je geluk had een verse wortel om op te eten voor de “terugreis”. Alleen de tegels die nu nog steeds op de stoep liggen kunnen de vele passen nog tellen, die we maakte voor ons “eten”. Soms loop ik door de straat en zie in mijn gedachte weer twee “Bedfords” langs me heen tuffen, zwaaiend reden ze door. Tot ze waren geparkeerd in de “loods”. Een besef krijgend dat het allemaal weg is, Iets waar je niet aan dacht in je “jeugd”. Wat is het veranderd. Riep ons ma nog maar een keer “wilde efkes naar Coppens gaan” zodat ik weet hoe groot de vis was die Jo nu weer gevangen had, hopend dat ik dan nog een overheerlijke wortel kon scoren….